Welke effecten zorgen bij de inslag van een planetoïde voor de meeste slachtoffers? Een nieuwe studie geeft het antwoord: krachtige wind en schokgolven zijn samen veel gevaarlijker dan hitte, rondvliegend puin of tsunami’s.
In een studie die deze week werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Geophysical Research Letters werden zeven verschillende effecten van planetoïdeninslagen onder de loep genomen. Het Britse onderzoeksteam bestudeerde de nadelige effecten van een inslag, zoals hitte, schokgolven, rondvliegend puin, tsunami’s, windstoten, aardschokken en kratervorming. Toen het team de effecten rangschikte van minst tot meest dodelijk, bleek dat vooral windstoten en schokgolven voor veel slachtoffers zorgen.
De aarde digitaal onder vuur
De onderzoekers gebruikten computersimulaties om de aarde met 50.000 planetoïden te bestoken die varieerden van 15 tot 400 meter in diameter. Dit zijn planetoïden die de aarde het vaakst raken. Vervolgens bepaalden de onderzoekers voor elk van de zeven inslageffecten het verwachtte aantal slachtoffers. De effecten van windstoten en schokgolven kwamen in de rangschikking bovenaan het effectenlijstje te staan: ze waren samen verantwoordelijk voor meer dan 60% van alle slachtoffers in de bestudeerde scenario’s. Schokgolven (overdruk die ontstaat door een sterke toename in luchtdruk) veroorzaken inwendig trauma terwijl windstoten genoeg kracht hebben om zowel mensen als voorwerpen omver te blazen.

Overzichtskaart met de gesimuleerde inslaglocaties in West-Europa. De kleur weerspiegelt de hoek waaronder de inslag werd gesimuleerd; negentig graden is een verticale inslag. Bron: Rumpf, et al., 2017. Asteroid impact effects and their immediate hazards for human populations, Geophys. Res. Lett., 44, doi:10.1002/2017GL073191.
Uit de computersimulaties bleek ook dat planetoïden groter dan 18 meter al dodelijke slachtoffers kunnen maken. Deze kleine exemplaren zullen vaak al in de atmosfeer uiteenspatten voordat ze het oppervlak bereiken. Dergelijke luchtexplosies kunnen genoeg hitte en explosieve kracht produceren om voor schade te zorgen. Bovendien is de kans op een botsing van deze exemplaren met de aarde hoger dan dat van hun grotere tegenhangers. De luchtexplosie in 2013 boven de Russische stad Chelyabinsk is hiervan het meest recente voorbeeld. Daar vielen toen alleen lichtgewonden.
Ook de locatie van de inslag blijkt van belang. Een inslag op het landoppervlak maakt veel meer slachtoffers dan een vergelijkbare inslag die in de oceaan belandt. Inslagen in het water kunnen tsunami’s teweegbrengen, maar als ze ver uit de kust plaatsvinden dan zal de energie veelal verdwenen zijn tegen de tijd dat de golf de kuststreken bereikt. Een studie van het Los Alamos National Laboratory bracht eerder ook al aan het licht dat grote inslagen in oceanen niet altijd even effectief zijn in het teweegbrengen van tsunami’s. Slechts een fractie van de beschikbare energie wordt bij een inslag in het water omgezet in het maken van een tsunamigolf, het leeuwendeel wordt gebruikt om water te verdampen (lees meer over deze studie op Space.com).
De Britse onderzoekers verwachten dat de resultaten van de studie kunnen bijdragen aan de risicobeperking van planetoïdeinslagen, aangezien beter bekend is welke nadelige effecten er echt toe doen en welke van minder belang zijn. Zo kunnen er op basis van de afmeting van een planetoïde betere scenario’s worden ontwikkeld en passende maatregelen worden getroffen.
Lees het uitgebreide persbericht over deze studie. Je kunt de komende maand ook het volledige artikel ‘open access’ lezen: Asteroid impact effects and their immediate hazards for human populations.
Wil je meer weten over de stand van zaken in de zoektocht naar risicovolle planetoïden, lees dan het commentaar The future of planetary defense dat op 20 april verscheen in het Journal of Geophysical Research: Planets.